Het was moeder die bekende dat zij gezondigd had. Jaren later, op haar sterfbed, terwijl de laatste sacramenten werden bediend, bekent ze de dwaasheid van haar jeugd. Haar man, een rechtlijnige, gewetensvolle man, had van de jongen gehouden alsof hij de zijne was. Een paar dagen later geeft de priester de zoon een briefje dat zijn moeder hem heeft achtergelaten. De paar regels op de eerste pagina steken hem in het hart, maar hij verzwakt niet en zijn geweten zegt hem dat hij de bladzijde van deze absolute ramp niet mag omdraaien.