Sven Speybrouck trekt naar het Zoniënwoud ten zuiden van Brussel. Daar ontdekt hij een grote open ruimte in het midden van het bos met aan de rand daarvan een merkwaardig gebouw. Ooit bruiste deze plek van het leven. Het hoefgetrappel van paarden en het gejuich van publiek overstemden de geluiden van het woud. Hier bevond zich de Hippodroom van Groenendaal. Toeschouwers kwamen van heinde en verre, op zoek naar de glamour van de paardenraces, plezier en gokvertier. Het overgebleven gebouw was de koninklijke loge, want de hippodroom was vooral ook een trefpunt van de Brusselse beau monde. Nu weerklinkt er nog alleen het gekwetter van de vogels. Maar de teloorgang van de Hippodroom zindert nog altijd na in de gemeente Hoeilaart, waar Groenendaal toe behoort.